dulaglutide

Introductie

Dulaglutide is een verlager van het bloedsuiker. Het behoort tot de incretine-achtige stoffen. Deze zorgen ervoor dat de hoeveelheid insuline na een maaltijd beter op peil is en dat het lichaam minder suiker vrijzet.

Artsen schrijven het voor bij diabetes mellitus (suikerziekte).


Highlight

  • Dulaglutide verlaagt het bloedsuiker. Een te hoog bloedsuiker maakt ziek en is schadelijk voor hart- en bloedvaten, ogen, nieren en zenuwen.
  • Bij diabetes mellitus (suikerziekte).
  • Diabetesverschijnselen (dorst, vaak plassen en een droge mond) verdwijnen meestal binnen een paar dagen. Binnen enkele weken bent u minder moe.
  • U gebruikt dit medicijn 1 keer per week. Doe dat dan op een vast tijdstip op een vaste dag. Dan vergeet u minder snel een dosis.
  • Door dulaglutide te gebruiken heeft u minder kans op schade door diabetes. Zoals wonden die slecht genezen, zenuwpijn, nierproblemen, hart- en vaatziekten en blindheid.
  • U heeft kans op een te laag bloedsuiker (hypo). Dit merkt u aan honger, een wisselend humeur, verwardheid, hoofdpijn, vermoeidheid, duizeligheid, een bleek gezicht, wazig zien, beven, zweten en hartkloppingen. Eet of drink bij een hypo snel iets met (druiven)suiker.
  • Andere bijwerkingen: misselijkheid, braken, diarree of buikpijn de eerste dagen na de injectie. Binnen 4 weken heeft u hier geen last meer van.


Werking

Diabetes mellitus

Dulaglutide wordt gebruikt bij type-2-diabetes. Dit type diabetes werd vroeger ouderdomsdiabetes genoemd.

Verschijnselen
Bij diabetes is het bloedsuiker te hoog. Dit veroorzaakt dorst, een droge mond, veel plassen, wazig zien, moeheid, lusteloosheid en slecht genezende wonden. Verder is een te hoog bloedsuiker schadelijk, voor de ogen, het hart, de nieren en de zenuwen.

Oorzaak
Hoe ontstaat dit te hoge bloedsuiker? Na een maaltijd maakt het lichaam suiker uit koolhydraten, bijvoorbeeld uit brood en aardappels.
De suiker die zo in het bloed komt, kan worden gebruikt als brandstof, bijvoorbeeld door de hersenen. Ook slaan de lever en spieren suiker op als voorraad voor later. Hiervoor hebben ze insuline nodig. Insuline wordt in de alvleesklier gemaakt.

Bij type-2-diabetes zijn de lever en spieren minder gevoelig voor insuline. Er is dan meer insuline van de alvleesklier nodig. Soms kan de alvleesklier niet zo veel insuline aanmaken. Het gevolg is dat niet alle suiker wordt opgeslagen en uw bloedsuiker stijgt.

Behandeling
Om uw bloedsuiker te verlagen, kunt u meer bewegen en minder calorierijk eten. Het lichaam wordt dan weer gevoeliger voor insuline. Hierdoor is er minder insuline nodig om de suiker uit uw bloed op te nemen. Als dit niet voldoende helpt, zal uw arts meestal een bloedsuikerverlagend medicijn voorschrijven.

Meestal schrijft de arts eerst de bloedsuikerverlager metformine voor. Als metformine onvoldoende werkt, zal de arts er een andere bloedsuikerverlager bij doen, zoals gliclazide of pioglitazon.
Dulaglutide wordt door artsen voorgeschreven als u metformine of de andere bloedsuikerverlagers niet kunt gebruiken. Of als deze medicijnen onvoldoende werken. Het kan dan het effect van andere bloedsuikerverlagers versterken.

Werking
De darmwand maakt gedurende de dag bepaalde stoffen aan, de zogenaamde incretines. Incretines prikkelen de alvleesklier om meer insuline af te geven en remmen de lever om suiker in het bloed vrij te zetten. Het resultaat is dat het bloedsuiker daalt.

Effect
Het is belangrijk dat u dit medicijn uw leven lang elke week gebruikt. De werking is meestal binnen enkele weken merkbaar. Op de lange termijn zult u dan minder kans hebben op oogschade, nierproblemen, slecht genezende wonden en zenuwpijn. Verder is het belangrijk een gezonde levensstijl te houden: niet roken, voldoende bewegen en een gezond dieet.

De verschijnselen van diabetes nemen geleidelijk af. Dorst, vaak plassen en een droge mond verdwijnen meestal binnen enkele dagen. Vermoeidheidsklachten door diabetes verminderen meestal binnen enkele weken.

Lees meer over diabetes mellitus . "


Bijwerkingen

Soms (bij 10 tot 30 op de 100 mensen)

  • Maagdarmklachten, zoals misselijkheid, diarree, braken, buikpijn, vooral tijdens de eerste 2 weken. Zeer zelden darmverstopping.

    Na de injectie zijn de verschijnselen de eerste 2 tot 3 dagen aanwezig en nemen daarna af. Bij elke volgende injectie heeft u hier minder last van, omdat uw lichaam went aan dit medicijn. Blijft u na 4 weken nog steeds last houden? Raadpleeg dan uw arts.

Zelden (bij 1 tot 10 op de 100 mensen)

  • Verminderde eetlust, gewichtsverlies, verstoorde spijsvertering, zuurbranden, winderigheid en een opgezwollen buik

  • Een te laag bloedglucose (hypo). Dit ontstaat vaker bij combinatie met andere glucoseverlagende middelen of insuline.

  • Vermoeidheid

  • Iets snellere hartslag, andere hartritmestoornissen

    Raadpleeg uw arts als u een snelle hartslag of hartkloppingen krijgt.

Zeer zelden (bij minder dan 1 op de 100 mensen)

  • Roodheid, huiduitslag en irritatie op de plaats van injectie

    Dit trekt vanzelf weg binnen een paar dagen. Zorg ervoor dat u elke week een andere injectieplaats kiest. Dan heeft u er minder last van.

  • Ontsteking van de alvleesklier

    Waarschuw uw arts bij zeer hevige aanhoudende buikpijn.

  • Galstenen en ontsteking van de galblaas. Meestal merkt u dit niet, maar zelden kan een heftige pijn optreden in uw bovenbuik (koliekpijn). De pijn is dan zo hevig dat u ook misselijk bent en braken moet.

    Waarschuw bij deze verschijnselen een arts.

  • Overgevoeligheid voor dit medicijn. U merkt dit aan huiduitslag of galbulten. Raadpleeg dan een arts. Een ernstige overgevoeligheid is te merken aan onrust, een bleke of klamme huid en bewustzijnsverlies. Ook kan een zwelling van het gezicht, lippen, mond en keel optreden. U kunt hierbij erg benauwd worden. Waarschuw in deze gevallen direct een arts, of ga naar de Eerste-hulpdienst.
     

    Als u overgevoelig bent, mag u dit medicijn in de toekomst niet meer gebruiken. Geef dit daarom door aan uw apotheker. Uw apotheekteam kan er dan op letten dat u dit medicijn niet opnieuw krijgt.

Uitleg frequenties

Regelmatig : bij meer dan 30 op de 100 mensen
Soms : bij 10 tot 30 op de 100 mensen
Zelden : bij 1 tot 10 op de 100 mensen
Zeer zelden : bij minder dan 1 op de 100 mensen


Gebruik

Kijk voor de juiste dosering op het etiket van de apotheek.

Hoe?
De injectievloeistof zit in een pen. De pen bevat de juiste dosis om 1 keer te injecteren. Lees ook de gebruikershandleiding in de verpakking.

Dit medicijn moet u vlak onder de huid injecteren. Als u uzelf injecteert: in uw dij of in uw buik. Als iemand anders de injectie geeft, mag het ook vlak onder de huid in de bovenarm. U mag elke week hetzelfde lichaamsdeel kiezen, maar zorg ervoor dat u niet precies op dezelfde plek injecteert, maar ernaast.

Wanneer?
U injecteert 1 keer per week. Kies hiervoor een vaste dag van de week. Noteer deze vaste dag op de kalender in de verpakking of in uw mobiele telefoon. Het maakt niet uit of u dit medicijn voor, tijdens of na het eten injecteert. U mag de injectie op elk moment van de dag gebruiken. Kies wel een vast moment, dan vergeet u minder snel een dosis.

Hoelang?
Als dit medicijn uw bloedsuiker voldoende naar beneden brengt, moet u het waarschijnlijk uw leven lang gebruiken.


Vergeten

Het is belangrijk dit medicijn consequent te gebruiken. Mocht u toch een dosis vergeten zijn:

  • Duurt het 3 dagen of meer voor u de volgende dosis normaal gebruikt? Injecteer de gemiste dosis dan zo snel mogelijk. De volgende dosis kunt u op het gebruikelijke moment toedienen.
  • Duurt het minder dan 3 dagen voor u de volgende dosis normaal gebruikt? Sla dan de gemiste dosis over. De volgende dosis kunt u op het gebruikelijke moment injecteren.
    U mag ook de gebruikelijke dag veranderen. Zorg dat er minstens 3 dagen zit tussen de gemiste dosis en de volgende dosis.


Verboden

autorijden?
Omdat u kans heeft op een hypo kan het gevaarlijk zijn aan het verkeer deel te nemen. U mag daarom alleen autorijden als u een hypo altijd goed voelt aankomen. U kunt hier dan op een goede manier op reageren. Overleg hierover met uw arts.

Let op: ook diabetes kan een reden zijn dat u niet mag autorijden. Hiervoor gelden bepaalde keuringseisen. Wilt u meer informatie over autorijden bij bepaalde aandoeningen? Kijk dan op de website van het CBR.

Mag u wel autorijden?
Houd dan rekening met de volgende adviezen:

  • Rijd alleen als u zich goed voelt.
  • Meet altijd voor u vertrekt uw bloedsuiker.
  • Zorg dat u druivensuiker of suikerklontjes in de auto bij de hand heeft.
  • Heeft u tijdens het autorijden een (dreigende) hypo?
    - Zoek een veilige plek en breng de auto daar tot stilstand.
    - Eet wat druivensuiker of suikerklontjes.
    - Controleer uw bloedsuiker en rijd pas verder als deze hoger is dan 6 mmol/liter.

alcohol drinken?
Alcohol kan een 'hypo' veroorzaken en uw lichaam herstelt hier trager van. Probeer het drinken van alcohol eerst met mate uit. U kunt dan zelf inschatten of u er veel last van krijgt. Als algemene richtlijn geldt niet meer dan 1 glas alcoholhoudende drank per dag en niet op alle dagen van de week. Drink de alcohol wel op een gevulde maag, anders is het effect op de bloedsuiker te sterk.

alles eten?
Houd bij wat en hoeveel u eet. Bij diabetes is een goed gewicht erg belangrijk. Als u overgewicht heeft is het daarom aan te raden om af te vallen. Raadpleeg eventueel een diëtist.

Verder is het belangrijk dat u de koolhydraten in uw eten zo veel mogelijk over de dag verspreidt. Koolhydraten zitten vooral in voedingsmiddelen als brood, rijst, aardappelen, fris, koek, snoep en chips.


Wisselwerking

Er zijn van dit medicijn geen belangrijke wisselwerkingen met andere medicijnen bekend.


Zwangerschap

Zwangerschap
Overleg met uw arts. U kunt dit medicijn beter NIET gebruiken als u zwanger bent of binnenkort wilt worden. Over het gebruik van dit medicijn tijdens de zwangerschap is nog te weinig bekend. Als u zwanger bent of binnenkort wilt worden, zult u meestal (tijdelijk) over moeten stappen op insuline. Overleg hierover met uw arts.

U moet tijdens uw zwangerschap onder strikte controle blijven. Grote schommelingen in uw bloedsuiker kunnen schadelijk zijn voor u en voor de groei en ontwikkeling van uw kind. Neem daarom contact op met uw arts zodra u zwanger bent, of dit binnenkort wilt worden.

Borstvoeding
Wilt u borstvoeding geven, overleg dan met uw arts. Het is niet bekend of dit medicijn in de moedermelk terechtkomt en of het schadelijk voor de baby is. Meestal zult u moeten overstappen op insuline of een ander medicijn waarvan bekend is dat u het veilig kunt gebruiken.


Stoppen

Als u stopt met dit medicijn, zal uw bloedsuiker waarschijnlijk weer stijgen. Stop daarom alleen als uw arts dat adviseert, bijvoorbeeld omdat u overstapt op een andere bloedsuikerverlager.

Bij ernstige ziekte en als u geopereerd moet worden, kan uw bloedsuiker te sterk stijgen of te veel variëren. Dit medicijn voldoet dan niet. U moet dan tijdelijk overstappen op insuline. Overleg met uw arts wat u in dit specifieke geval moet doen.

Heeft u diabetes type 2 en denkt u erover na om te stoppen met dit medicijn? Lees voor meer informatie het thema 'Kan ik stoppen met mijn medicijnen tegen diabetes type 2 (suikerziekte)?'.


Handelsinformatie

Dulaglutide is sinds 2014 internationaal op de markt. Het is op recept verkrijgbaar in injecties onder de merknaam Trulicity.


Disclaimer

Deze tekst is opgesteld door het Geneesmiddel Informatie Centrum van de KNMP. Deze tekst is gebaseerd op de bijsluiter van het beschreven medicijn en op andere, wetenschappelijke bronnen. Zoals medische richtlijnen, standaarden en literatuur. Bent u benieuwd hoe het apotheek.nl-team dit doet? Bekijk dan de video. Hoewel bij het opstellen van de tekst uiterste zorgvuldigheid is betracht, is de KNMP niet aansprakelijk voor eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit enige onjuistheid in deze tekst. De officiële bijsluiter van dit medicijn vindt u bij het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen op: www.cbg-meb.nl.